Ga naar de inhoud

De rijkdom van Jan Meurs

bokkenpootjes

Op maandagmiddag is het markt op het Wilhelminaplein. Die is er al meer dan zestig jaar.
Zoveel jaar geleden is hij een lagere schoolkind en heel vertrouwd met die markt. De kooplui uit Tilburg en Breda bespreken dan het voetbal van de voorbije zondag. NAC, NOAD, LONGA, Willem II zijn hun clubs. Hij hoort dat Frans de Munck, de keeper van DOS, heeft geblunderd. Dat die zomaar een bal onder hem door heeft laten gaan. En dat dankzij die blunder NAC gewonnen heeft. Hij kan dat niet geloven. Frans de Munck is de beste keeper van Nederland. Nog beter dan Piet Kraak. Hij wordt niet voor niks De Zwarte Panter genoemd. En dan verliezen van NAC. Het zou wat.
De koopman van het damesondergoed heeft altijd iets op zijn hoofd: een onderbroek, een bh, of een damesdirectoire. Hij roept voortdurend allerlei dingen die hij niet begrijpt. Het marktvolk wel. Die lachen er om.

De kramen staan in een aaneengesloten rij in de straat langs het plein. Steeds op dezelfde plek, want daar zitten ook de gaten in de stoep. Daar gaan pinnen in. Daarmee wordt de achterkant van het tentdoek vastgezet.
Alle kramen tegen elkaar maken dat de achterkant een aaneengesloten wand van tentdoek is. Daarachter is nog een stuk van de stoep vrij. Tussen het tentdoek en de muurtjes van de voortuinen van de huizenrij kun je nog net met een fiets of kinderwagen over de stoep lopen. In de huizenrij is er om de vier woningen een steegje. Dat is een achterom voor de bewoners. Hij kent die steegjes en paadjes als zijn broekzak.  Je vlucht daarin weg als je voetbalt op het plein. De politie heeft zo geen kans je voetbal af te pakken. Want voetballen mag niet op het plein.

In het midden van die tentenrij staat koopman Jan Meurs uit Tilburg. Hij heeft twee kramen naast elkaar. Die liggen vol met koekjes, allerlei soorten snoep, grote koeken, cake, bonbons, chocolade. Er is zoveel overdaad aan lekkernij dat je al gauw denkt: als ik daar een koekje wegpak, dan kan dat geen erge misdaad zijn. Robin Hood stal toch ook van de rijken om de armen te helpen. En hij met een dubbeltje zakgeld per week hoort daar toch ook beetje bij. Maar zomaar iets wegpakken terwijl daar overal mensen lopen, nee dat doe je niet. Stel dat je gepakt wordt. Heel het dorp weet dan binnen de kortste keren dat jij een dief bent. En voor een zoon van een politieman is dat helemaal verschrikkelijk

Meurs zet de vierkante koekblikken altijd aan de achterkant tegen het tentdoek. Als je nu eens via de achterkant daarbij kunt komen. En dan heel voorzichtig het tentdoek optilt. Dat heeft niemand in de gaten. Gaat het fout, dan moet Meurs helemaal omlopen om jou te pakken. Jij bent dan ondertussen allang in de steegjes verdwenen.

Hij gaat de markt op en staat voor de kraam van Meurs. Hij kijkt goed en berekent precies de plaats van de koekblikken. Waar je op moet letten als je straks het tentdoek oppakt. Waar je de deksel  kunt tillen om in zo’n koekblik te grabbelen.
Hij loopt om en kiest de plaats. Voorzichtig pakt hij het tentdoek op. Met dezelfde hand moet hij de deksel optillen en dan graaien. Het gaat wat stroef. De deksel schiet open. Hij grabbelt en hoort achter het tentdoek geschreeuw en gevloek. Met het optillen van de deksel zijn er koekblikken omgevallen. Hij rent zonder om te kijken. Ver en veilig in de steegjes kijkt hij naar zijn buit: drie bokkenpootjes.
Als hij de koekjes heeft opgegeten, heeft hij spijt.  Eens een dief, altijd een dief.  Hij kent het achtste gebod: Gij zult niet stelen!!

Even later staat hij voor de kraam van Meurs. “Wie kan ik helpen?” Hij steekt zijn vinger op, net als op school. “Hoeveel kosten drie bokkenpootjes meneer?” Koopman Meurs kijkt hem aan en lacht: “Nou, voor jou een dubbeltje”. Hij legt het dubbeltje in de grote hand. Meurs draait zich om. Hij pakt de bokkenpootjes. Als hij zich omkeert is zijn kleine klant verdwenen.

Kun jij je nog herinneren dat je iets hebt gestolen? En dat je daar spijt van had?

categorieën: Van toen