Ga naar de inhoud

De weg van huis naar school in 1961

Update:
fiets

We deelden een fiets. Mijn zus en ik. Op maandag woensdag en vrijdag mocht zij erop. Ik op dinsdag en donderdag. Dat vond ik oneerlijk maar zij was ouder en mijn moeder zei dat ze daarom meer rechten had en bovendien zou ik een eigen fiets krijgen als ik zes jaar oud was.

Op de dagen dat mijn zus de fiets had moest ik achterop bij mijn oudste broer die gedwongen was zijn kleine zusje mee te nemen. Paul, mijn broer was acht jaar ouder. Zijn fiets was hoog. Als ik achterop zat en de panden van zijn jas vasthield fietste hij als een bezetene. Altijd. Ik wiebelde op de bagagedrager en omvatte al gauw met beide armen zijn lijf want ik was bang dat ik eraf zou vallen. Zijn jas stonk, hij rookte stiekem sjekkies op het plein van de ULO die naast mijn kleuterschool stond.

Een keer zei ik dat ik het wist. “Je houdt je bek daarover” zei hij. Pap en mam mochten het niet weten dat hij rookte. Als hij zo wild fietste was ik altijd bang dat hij boos op mij was omdat hij met mij was opgescheept.

Voet in heet wiel

‘Benen wijd” zei hij onderweg. Zijn fiets had geen stepjes waar ik mijn voeten op kwijt kon en heel in het begin toen hij me pas meenam was ik met mijn voet in het achterwiel gekomen. Het remmen van de fiets had nog het meeste pijn gedaan en daarna had ik het uitgegild omdat hij het wiel terug moest draaien om mijn voet te bevrijden. De vellen hingen erbij. Mijn broer Paul belde aan bij de boerderij waar we op dat moment waren.

Op mijn ontvelde voet kwamen gaasjes die dagelijks verschoond moesten worden en ik mocht een paar dagen niet naar school. Ik herinner me chocomelk en speculaasjes want het was Sinterklaastijd.

Daarna kreeg mijn broer fietstassen zodat ik mijn voeten daarin kwijt kon maar evengoed riep hij dus; “benen wijd”. We bleven samen bang want die fietstassen waren toch ook maar lappen stof.
Halverwege de weg van huis naar school, na zo’n drie kilometer stopte hij altijd bij zijn kameraad Bennie die bij het huis in de bocht woonde. Paul floot en Bennie kwam naar buiten. Even daarna kwam Harry ook aanfietsen. Ze droegen allemaal hele lange sjaals om hun nek.

De plee

“ik moet plassen” zei ik. “Jij ook altijd! Had je dat thuis niet kunnen doen”. Hij tilde me van de fiets en ik liep om het huis van Bennie naar wat zijn familie ‘de plee’ noemden. Het was nog schemerig. Er brandde een klein lampje bij de deur. Ik vertelde aan niemand dat ik met opzet naar de plee wilde. Dat kleine geheimzinnige houten hokje in de tuin  met dat flauwe lichtje aan de binnenkant. Als ik de deur opende dan kwam de weeïge lucht me al tegemoet. De lucht was te dragen. Het rook niet lekker maar ook weer niet heel erg vies. Het had een heel eigen geur die ik daarna nooit meer rook.
Ik tilde de houten deksel van de plank op en keek in het gat. Dat deed ik altijd. Ik zag eigenlijk niets. Het was altijd donker daar beneden. Dat was nou eenmaal zo. Mijn plas klaterde naar beneden. Ik vroeg me af waar mijn plas op stuiterde wat daar beneden was. Er hing een rol wc papier aan een touw dat over de breedte van de deur gespannen was. Als  ik klaar was deed ik het haakje weer van de deur en ging naar buiten. De moeder van Bennie tikte tegen het raam. Ze zwaaide naar me. Ik zwaaide en liep terug naar de grote jongens. Naast Harry, Bennie en Paul was ook Gerard er intussen bijgekomen. Ze waren compleet. Mijn broer zette mij weer achterop de fiets en samen met de jongens fietsten wij de molenweg op die langzaam omhoog kroop waarna we, boven bij de molen aangekomen, keihard naar beneden sjeesden. Ook dat vond ik altijd een eng  moment want de jongens probeerden elkaar onderweg van de fiets te duwen. Ze letten niet op mij. Alsof ik er niet was.
Als we bij mijn kleuterschool waren aangekomen tilde Paul mij van zijn fiets.

Klossen op de trappers

Even later zag ik ze op het plein roken en schreeuwen. Morgen mocht ik weer op de fiets. Dan gingen de klossen erop zodat ik met mijn voeten bij de trappers kon en dan fietste ik met mijn andere jongere broer naar school.

Hoe was jouw weg naar school vroeger?

 

*Afbeelding via Rijwiel.net

Reacties 2

  1. avatar
    Edmond de Waardt

    1961 was. Een verschrikking, althans de winter. Ik fietste naar Amstelveen vanuit Amsterdam Oud-Zuid via de Parnassusweg en de Buitenvelderts laan/ Beneluxbaan naar de HBS. Pakken sneeuw op het fietspad en op de rijweg werd je weggedrukt door de bussen van Maarse&Kroon. De school was leuk, heerlijk ongedwongen. Helaas ontbrak toentertijd de ijver en ik "stroomde af". Dan krijgt een mens spijt, maar te laat. Zeer strenge school aan de Polderweg, maar wat een geweldige docent muziek. Bevlogen en aardig, dankzij hem leerde ik de componisten en prachtige stukken zoals de Moldau. Proef werk ging over het symphonie-orkest; instrumenten herkennen. Later weer verder in mijn carrière was ik hoofdredacteur van de schoolkantines, wij besteedden aan Hoepla en ook Waldolala. Ik werd apart geroepen en kreeg te verstaan dat zoiets niet geduld werd op een RK school. En passant werd me ook meegedeeld dat ik naar de kapper moest. Ach ja.

  2. avatar
    adriaan hemert

    Eerste ja(ren) met de bus (NBM toen) en later met fiets, weer & wind. Dat zat wel goed pa was rijwielhersteller ( ) De Bilt -Zeist v.v. Slechts 1x ongelukte, 's morgens op m'n fiets te pitten en dus reed ik tegen een stilstaand werkbusje. Klabam! Die werklui lagen dubbel.......................