Ontdek PLUS

Theo Veld

Kent 0 personen

MARRIED , 2 kinderen
Woont in -

    Bekijk het volledige profiel van Theo Veld en al je andere schoolgenoten!

    In SchoolBANK kun je GRATIS je scholen terugvinden en weer in contact komen met je docenten en schoolgenoten. Registreer je en begin meteen!

    Theo Veld heeft 2 klassenfoto's en kent 0 schoolgenoten. Benieuwd of jij iemand herkent?

    Meld je snel aan en vind jouw oud-schoolgenoten en klassenfoto's terug!

    Aanmelden

    Ik heb op het Werenfridus een interessante schooltijd gehad.

    Ik heb op het Werenfridus een interessante schooltijd gehad. Via de school verbreedde zich mijn horizon van gesloten dorp naar onbekende, maar niet bereikbare verten. Over de lessen is te zeggen dat die in het teken stonden van het leren van de schoolvakken en niet veel context brachten. In de laatste gymnasiumklassen wisten we als leerlingen zelf wel interessante literatuur en maatschappelijke discussies aan te dragen. De hyperkathlieke school had in de jaren zestig moeite om de maatschappelijke veranderingen en haar leerlingen bij te benen. Dat ging gepaard met onderhuidse conflicten. Ook was dan ook blij te kunnen vertrekken naar de VU in Amsterdam voor mijn studie sociologie. En natuurijk zaten er veel leuke mensen in mijn klas en op school(Joop, Han, Paul, Lidwien, Gemma, Mechtild, etc.). In het redelijk rijke sport- en cultuurleven rondom school was het mooiste: het schoolkoor onder leiding van Van der Knaap, een prachtkerel.

    Scholengemeenschap Werenfridus, 1962

    Veel kom ik nog in Grootebroek, maar oud-klasgenoten kom ik nooit tegen.

    Veel kom ik nog in Grootebroek, maar oud-klasgenoten kom ik nooit tegen. Bijvoorbeeld Siem Botman, Hans Schaap, en die lange jongen uit de Compagniestraat, mijn paard en beschermer. Van onderwijzers weet ik me niet veel meer te herinneren. Wel herinner ik me dat we in de eerste klas van de lagere school een 'juffrouw' hadden, in feite een mevrouw: Hinke uit Hoogkarpsel. Familie van Hinke van de 'klokken - juwelierswinkel'. Deze juffrouw was een bekende van vroeger van mijn moeder. Op een of andere manier werd dat kennelijk behoorlijk zichtbaar aan mijn klasgenoten, want die hadden het op een bepaald moment op mij gemunt. Daarop riep ik dat ik mijn broer erbij zou halen en een (schoenmakers)hamer mee zou nemen om mijn achtervolgers af te slaan. Met dat korte incidentje werd ik kennelijk weer geaccepteerd in de klas. Gelukkig maar. Er was een jonge onderwijzer die heel veel moeite had om orde te handhaven. Ik dacht dat hij de vierde klas had. Op een gegeven moment raakte hij in een gevecht verwikkeld met een van de leerlingen die hij tervergeefs met woorden tot de orde probeerde te roepen. Zulke dingen gebeurden vaker. Dat leverde sensatie op voor ons als kinderen. Tot de hoofdmeester Groenendijk er bijkwam, de vechters uit elkaar haalde, waarna we weer aan onze spelletjes gingen van paard en man gevechten, tikkertje, knikkeren, wat niet al. We hadden (gelukkig) ook op een bepaald moment een jonge juffrouw op school. Ik schat in de vijfde klas. Ik en anderen in de klas werden kennelijk collectief verliefd op haar. Ze woonde ergens halfweg in Zwaag West. Ik herinner me dat ik met vrienden naar haar huis ben gereden. En maar hopen een glimp van haar op te vangen, wat nog lukte ook, meen ik me te herinneren. De baas op de lagere school was de hoofdonderwijzer Groenendijk. Hij had de touwtjes flink in handen. Mooi aan hem was dat hij fantastisch kon vertellen. In mijn herinnering besteedde hij een deel van elke middag aan het vertellen uit het blote hoofd van een avontuurlijk verhaal. We verheugden ons daar altijd op. Minder aardig aan Groenendijk (en trouwens veel leerkrachten op de lagere school en het voortgezet onderwijs)was dat hij kinderen die Westfries spraken voor de klas te kakken zette. Hij deed dat nog in een milde vorm, maar toch. Komt er een jongen van een lagere klas zijn zesde klas binnen met de vraag: 'Meester mag ik effe wat vrage aan de jonges? Ja jongen, ga je gang. Wie het er m'n portemonnaie vonden, ik hew 'm strooid? Groenendijk, wat zeg je nu, heb je hem strooid, eerst in stukjes gescheurd en toen over de grond gegooid. De jongen hield gelukkig stand.

    St. Joseph, 1956