Ontdek PLUS

Sjoukje Zandee

Kent 2 personen

NA
Woont in -

    Bekijk het volledige profiel van Sjoukje Zandee en al je andere schoolgenoten!

    In SchoolBANK kun je GRATIS je scholen terugvinden en weer in contact komen met je docenten en schoolgenoten. Registreer je en begin meteen!

    Sjoukje Zandee heeft 9 klassenfoto's en kent 2 schoolgenoten. Benieuwd of jij iemand herkent?

    Meld je snel aan en vind jouw oud-schoolgenoten en klassenfoto's terug!

    Aanmelden

    In september 1950 ging ik voor het eerst naar de prinses Marijke kleuterschool.

    In september 1950 ging ik voor het eerst naar de prinses Marijke kleuterschool. De ingang was aan de rechterzijkant van het lagere school gebouw. De kleuters hadden een eigen speelplaats met een zandbak en een grote boom in het midden. Mijn zusje Dora ging dat jaar al naar de derde klas. Zij had me verteld dat er twee kleuterklassen waren. Dat juffrouw Marijke bóven zat en lief was, en juffrouw de Man benéden oud en streng was. Ik kwam bij juffrouw de Man. Of ze werkelijk oud was weet ik niet, maar ze had er wel de wind onder. We moesten repen papier vlechten met een ijzeren pen en op een grijs vilten matje plaatjes uitprikken. En dat moest nétjes! Het moet een grote klas geweest zijn, want we hadden twee groepen: jongste en oudste kleuters. Toen ik tot die laatste groep behoorde gebeurde het dat we papieren schoentjes hadden geplakt voor het sinterklaasfeest. ’s Nachts was Zwarte Piet geweest en had alleen de schoentjes van de kleintjes met poppenschuimpjes gevuld. “Tja”, zei juffrouw de Man, “Jullie waren gisteren ook niet lief!” Ik was zeer verontwaardigd. Elke ochtend liep ik samen met mijn buurjongetje Robbie v.t. Loo naar school. Ik moederde erg over hem, want hij was een jaar jonger dan ik. In de eerste klas zaten we bij juffrouw de Jong. Ze leerde ons schrijven: eerst met een potlood en later met een kroontjespen. Je moest van thuis een inktlap meenemen: lapjes stof met een knoop er bovenop. Bevoorrechte kinderen hadden er een van stukjes zeemleer. Als je een nieuw pennetje kreeg moest je er eerst aan likken. De juffrouw liep met een hele grote inktfles tussen de bankjes door en vulde de inktpotjes. Ik heb mijn pen wel eens afgeveegd aan de lange vlechten van Lineke Johanisse, die vóór me zat. En dan dat schrijven! Met de rechter- en de linkerhand. Tussen de lijntjes: dun óp, dik néér. Als de juf niet keek smokkelde ik met dat links schrijven. Voor de motoriek kregen we soms een langwerpig blauw katoenen zakje, gevuld met zand. We deden daar een soort vingeroefeningen mee. En door Ad Kanters herinner ik me ook weer de hoogtezon. Moesten we daar niet kleine speciale brilletjes voor opzetten? Het lezen leerden we niet van een leesplankje. Er stond een groot bord voor de klas, waar de juffrouw letters en woordjes aan kon hangen. Ik had moeite om de dubbelklanken uit elkaar te houden. Daarom schreef ik met inkt op mijn ene hand ‘TEUN’ en op mijn andere ‘TUIN’. Natuurlijk zag juf het gelijk en zei streng dat ik eerst bij het fonteintje m’n handen moest wassen. Na schooltijd mocht je de plantjes water geven. Geraniums, die in de vensterbanken op bruine schoteltjes stonden. In de grote vakantie kreeg je zo’n verpieterde plant mee ter verzorging. We hadden een sinterklaasfeest in Concordia. Alle kinderen kregen dit keer iets in een zelfgeplakte papieren stoomboot. In februari was de watersnoodramp. We kregen een meisje uit Tholen in de klas. Ze heette Esther Lindhout. De tweede klas was bij mevrouw Remmers. Zij stond eens met haar rug naar de klas iets op het bord te schrijven en riep onderwijl een kind vermanend toe. “Ik heb ogen in mijn achterhoofd” zei ze. Ik geloofde het heilig en zat vaak te turen of ik iets tussen haar haren zag. We spaarden plaatjes van de Hille-beschuit. Ik ruilde een exemplaar van Abe Lenstra voor de zwemster Esther Williams. Mevrouw Remmers pakte mij het plaatje af en zei “Kijk maar naar mij, ik ben net zo mooi als een filmster!” Ik durfde haar niet tegenspreken, maar dacht er anders over. Of het juffrouw de Jong was, of mevrouw Remmers weet ik niet meer precies. Maar er was een kind dat een klap voor z’n kop kreeg. Dat kind kreeg een bloedneus. Het kind ernaast schrok zó, dat het ging overgeven. Wat een tumult! Van pure schrik plaste ik in m’n broek. We moesten de tafel van tien leren. Alle kinderen dreunden ze mee. Het was erg warm in de klas en de juf sommeerde alle meisjes hun vestjes uit te doen. Ik had geen vest aan, maar wilde altijd graag lief zijn. Dus trok ik mijn gebreide trui

    PC Prinses Julianaschool, 1952

    Ik kwam in de tweede klas vanuit Breda op de pro rege Ulo in Slotervaart.

    Ik kwam in de tweede klas vanuit Breda op de pro rege Ulo in Slotervaart. Het was een houten noodgebouw. Meneer Burgraaff gaf Duitse les en was tevens directeur. Er waren twee broers, de heren de Wolf. We noemden ze grote en kleine wolf. Grote wolf gaf handelsrekenen en boekhouden, kleine Wolf wiskunde. Frans werd gegeven door meneer van de berg en engels door meneer Kloot. Toen deze laatste ging trouwen, mochten we mee naar de kerk en een lied zingen. Inmiddels had hij wel zijn achternaam laten veranderen in Kleiborn. We kregen scheikundelessen waarbij de proeven meestal mislukten. De school was behoorlijk gereformeerd, ik herinner me goed de godsdienstlessen en het bidden vóór en na de lessen. Van mijn klasgenoten weet ik nog de volgende namen: Kees v.d. ploeg, Frank, Jurry, Henk, Dieneke, Hans, Fokke, Jan, Luuk, Greetje, Theo en Ruud, Irene Scholtz, Frans, Bonnie Berghaan, Plooi (?), Anita, Dientje Korsse, Menzo appeldoorn, Marion Lightelein, Lien Zwarts en Nellie Benne. Met Nellie en Dientje ben ik nog een week langs jeugdherbergen getrokken in de Ardennen. (Wat zou ik die twee graag weer eens ontmoeten!) In juni 1962 deden we examen in het ANVJ gebouw bij het Leidse plein. we werden er door meneer Burgraaff met de auto naar toe gebracht.

    Pro Rege Ulo, 1959

    In september 1950 ging ik voor het eerst naar de prinses Marijke kleuterschool.

    In september 1950 ging ik voor het eerst naar de prinses Marijke kleuterschool. De ingang was aan de rechterzijkant van het lagere school gebouw. De kleuters hadden een eigen speelplaats met een zandbak en een grote boom in het midden. Mijn zusje Dora ging dat jaar al naar de derde klas. Zij had me verteld dat er twee kleuterklassen waren. Dat juffrouw Marijke bóven zat en lief was, en juffrouw de Man benéden oud en streng was. Ik kwam bij juffrouw de Man. Of ze werkelijk oud was weet ik niet, maar ze had er wel de wind onder. We moesten repen papier vlechten met een ijzeren pen en op een grijs vilten matje plaatjes uitprikken. En dat moest nétjes! Het moet een grote klas geweest zijn, want we hadden twee groepen: jongste en oudste kleuters. Toen ik tot die laatste groep behoorde gebeurde het dat we papieren schoentjes hadden geplakt voor het sinterklaasfeest. ’s Nachts was Zwarte Piet geweest en had alleen de schoentjes van de kleintjes met poppenschuimpjes gevuld. “Tja”, zei juffrouw de Man, “Jullie waren gisteren ook niet lief!” Ik was zeer verontwaardigd. Elke ochtend liep ik samen met mijn buurjongetje Robbie v.t. Loo naar school. Ik moederde erg over hem, want hij was een jaar jonger dan ik. In de eerste klas zaten we bij juffrouw de Jong. Ze leerde ons schrijven: eerst met een potlood en later met een kroontjespen. Je moest van thuis een inktlap meenemen: lapjes stof met een knoop er bovenop. Bevoorrechte kinderen hadden er een van stukjes zeemleer. Als je een nieuw pennetje kreeg moest je er eerst aan likken. De juffrouw liep met een hele grote inktfles tussen de bankjes door en vulde de inktpotjes. Ik heb mijn pen wel eens afgeveegd aan de lange vlechten van Lineke Johanisse, die vóór me zat. En dan dat schrijven! Met de rechter- en de linkerhand. Tussen de lijntjes: dun óp, dik néér. Als de juf niet keek smokkelde ik met dat links schrijven. Voor de motoriek kregen we soms een langwerpig blauw katoenen zakje, gevuld met zand. We deden daar een soort vingeroefeningen mee. En door Ad Kanters herinner ik me ook weer de hoogtezon. Moesten we daar niet kleine speciale brilletjes voor opzetten? Het lezen leerden we niet van een leesplankje. Er stond een groot bord voor de klas, waar de juffrouw letters en woordjes aan kon hangen. Ik had moeite om de dubbelklanken uit elkaar te houden. Daarom schreef ik met inkt op mijn ene hand ‘TEUN’ en op mijn andere ‘TUIN’. Natuurlijk zag juf het gelijk en zei streng dat ik eerst bij het fonteintje m’n handen moest wassen. Na schooltijd mocht je de plantjes water geven. Geraniums, die in de vensterbanken op bruine schoteltjes stonden. In de grote vakantie kreeg je zo’n verpieterde plant mee ter verzorging. We hadden een sinterklaasfeest in Concordia. Alle kinderen kregen dit keer iets in een zelfgeplakte papieren stoomboot. In februari was de watersnoodramp. We kregen een meisje uit Tholen in de klas. Ze heette Esther Lindhout. De tweede klas was bij mevrouw Remmers. Zij stond eens met haar rug naar de klas iets op het bord te schrijven en riep onderwijl een kind vermanend toe. “Ik heb ogen in mijn achterhoofd” zei ze. Ik geloofde het heilig en zat vaak te turen of ik iets tussen haar haren zag. We spaarden plaatjes van de Hille-beschuit. Ik ruilde een exemplaar van Abe Lenstra voor de zwemster Esther Williams. Mevrouw Remmers pakte mij het plaatje af en zei “Kijk maar naar mij, ik ben net zo mooi als een filmster!” Ik durfde haar niet tegenspreken, maar dacht er anders over. Of het juffrouw de Jong was, of mevrouw Remmers weet ik niet meer precies. Maar er was een kind dat een klap voor z’n kop kreeg. Dat kind kreeg een bloedneus. Het kind ernaast schrok zó, dat het ging overgeven. Wat een tumult! Van pure schrik plaste ik in m’n broek. We moesten de tafel van tien leren. Alle kinderen dreunden ze mee. Het was erg warm in de klas en de juf sommeerde alle meisjes hun vestjes uit te doen. Ik had geen vest aan, maar wilde altijd graag lief zijn. Dus trok ik mijn gebreide trui

    prinses Juliana lagere school, 1952