Ontdek PLUS

Leo Kraak

Kent 0 personen

NA
Woont in -

    Bekijk het volledige profiel van Leo Kraak en al je andere schoolgenoten!

    In SchoolBANK kun je GRATIS je scholen terugvinden en weer in contact komen met je docenten en schoolgenoten. Registreer je en begin meteen!

    Leo Kraak heeft 1 klassenfoto's en kent 0 schoolgenoten. Benieuwd of jij iemand herkent?

    Meld je snel aan en vind jouw oud-schoolgenoten en klassenfoto's terug!

    Aanmelden

    ‘L’enfers, c’ est les autres’ – J.

    ‘L’enfers, c’ est les autres’ – J.P. Sartre Wim de Jager wist dat er wanorde ontstond, als je dingen de vrije loop laat. Het voorkomen daarvan zag hij als een van zijn belangrijkste taken. Het betekende tegen de stroom van gebeurtenissen inroeien en voortijdig ingrijpen. Met enige regelmaat zag men hem dan ook bezig met op norse en luide wijze deze of gene aan te sporen het gedrag aan te passen. De aula was daarbij zijn domein. Voor dezelfde taak had hij van Helden de fietsenkelder toegedacht en van Dommelen de klaslokalen. De eerste hield zich gewoonlijk schuil achter een pilaar van waaruit hij overtreders van het fietsverbod in de kelder kon betrappen. De laatste kwam bij tijd en wijle binnen om achterin de klas te gaan zitten onder het voorwendsel gegevens uit het klasseboek over te nemen. Dit deed hij dan wel, maar over zijn bril heen spiedde hij de klas rond op zoek naar iets dat niet door de beugel kon. Vaak tevergeefs. Buiten zijn domein zag men Jager gewoonlijk niet. De manier waarop hij zich manifesteerde moest vooral schrik aanjagen. Alleen dan was er een mogelijk leereffect en het voordeel, dat een volgende keer zijn pure verschijning al orde bracht. Soms was hij duidelijk onredelijk. Zo kon hij je, vanuit het raampje van zijn volkswagen, manen door te lopen, wanneer je na schooltijd met een groepje vlak buiten het schoolterrein nog stond te praten. Voorvallen als deze wekten de indruk dat hij op willekeurig wat iets kon aanmerken. Daar was je dan ook op voorbereid, wanneer het waarschuwingssignaal ‘Snuf !’ had geklonken, of wanneer je hem zelf al in de nabijheid zag. Niet zelden echter trok hij zelf de aandacht. Iets dat hij hem niet in de smaak viel was hem dan opgevallen. Zijn afkeuring, die meestal nog in het midden liet voor wie deze precies bestemd was, weerklonk dan door de ruimte. Zijn omlaag getrokken mondhoeken, zijn doordringende en tegelijk treurige blik gingen gepaard met een aanvullende grom of snauw wanneer boosdoeners te weinig onder de indruk langs hem heen liepen. Die wees dan uit om wie het ging, maar wat de afkeuring precies had gewekt, bleef meestal onduidelijk. Ook zonder dat je je van enig wangedrag bewust was, kon je door zijn blik van afkeuring getroffen worden. Zijn mededelingen op de intercom gingen in bijna alle gevallen over een aanstaande binnenpauze. Op de keper beschouwd bestond er geen reden waarom Jager ze zelf deed. Vermoedelijk veronderstelde hij positieve effecten op de ordelijkheid van de pauze en op het besef, dat men zich niet alleen in de aula, maar ook tijdens de les moest gedragen. Bars en nasaal klonk het dan, na onhandig en traag geklop op de microfoon : ‘Er is binnenpauze !’, met een overdreven nadruk op ‘binnen‘. Op een morgen in de winter had de bel die het begin van de pauze aangaf geklonken tegen de verwachting van sommigen in zonder een voorafgaande mededeling. Het had daarvoor flink gesneeuwd. We gingen naar buiten. Sneeuwballen gooien was verboden, maar werd ook wel getolereerd. De pauzewacht, die door leraren, op onopvallende wijze, in tourbeurt werd betrokken, bestond meestal uit twee leraren, doch die dag stond Jan Jutte er alleen voor. De plicht van het rooster had hem naar buiten geroepen. Wat er ook, in verband met de sneeuw, voor bijzondere taak op hem ruste, hij besloot puur aanwezig te zijn en z’n rondjes te lopen. Daar kwam het niet van. Al snel werd hij tot doelwit gemaakt. Van achteren getroffen door enige sneeuwballen, vluchtte hij zonder om te zien naar voren tot buiten het hek. Belagers en nieuwsgierigen volgden. Verder dan even buiten het schoolterrein begaf hij zich niet. Een ogenblik had hij met alle belagers voor hem alles onder controle, maar de te hoop gelopen volgers trokken al snel de aandacht van anderen en al vrij snel had zich een grote kring om hem heen gevormd, bestaande uit het overgrote deel van alle achthonderd leerlingen. Daarin bleef Jutte doorlopen, diep in z’n kraag gedoken. Sneeuwballen scheerden over z’n hoofd. Soms was er een enkele voltreffer en luid gelach. Telkens wende hij zich met een snelle draai in de richting van waaruit hij een nieuw salvo verwachte. Of dit was of om die te voorkomen, dan wel om werpers te betrappen was onduidelijk, de sneeuw bleek elke keer toch van achteren te komen. Minutenlang bleef hij opgejaagd kriskras heen en weer lopen in het midden van de kring dat hem de grootste afstand bood tot de schutters. Vermaak en medelijden bij de toeschouwers wisselden elkaar af. Een uitbraak door de kring in welke richting ook was uitgesloten. Dit zou een wilde achtervolging betekend hebben. De leraarskamer bood goed zicht op het tafereel. Belangstelling voor het geboden schouwspel bleek echter niet gewekt. Ook een onvermoede bevrijdingspoging opgezet op initiatief van een toevallige ooggetuige, bleef uit. De bel maakte ten slotte een einde aan de sneeuwpret. Direct na de pauze had ik Frans. Met enige gêne keken we onderzoekend naar hem. Hij begon de les alsof er niets gebeurd was. Geen spoor van emotie was hem aan te zien. Ook een reactie op het voorval bleef uit. Alleen zijn sierlijke zwaai waarmee hij gewoonlijk zijn lucifers doofde, heb ik die les niet gezien.

    Caland Lyceum, 1960