Ontdek PLUS

hessel nentjes

Kent 1 personen

NA
Woont in -

    Bekijk het volledige profiel van hessel nentjes en al je andere schoolgenoten!

    In SchoolBANK kun je GRATIS je scholen terugvinden en weer in contact komen met je docenten en schoolgenoten. Registreer je en begin meteen!

    hessel nentjes heeft 14 klassenfoto's en kent 1 schoolgenoten. Benieuwd of jij iemand herkent?

    Meld je snel aan en vind jouw oud-schoolgenoten en klassenfoto's terug!

    Aanmelden

    Meester Luimes was degene die het mooist kon voorlezen.

    Meester Luimes was degene die het mooist kon voorlezen. Ik herinner mij nog het verdriet dat ik had om Ouwe Bram en Peerke en zijn kameraden van W.G. van de Hulst. Ik kan nog steeds niet met droge ogen terugdenken aan de opa van Peerke die aan het eind van het boek in zijn eentje vanuit Nederland teruggaat naar Antwerpen. De Eerste Wereldoorlog is dan afgelopen. Opa heeft het fluitje bij zich dat Peerke - inmiddels overleden - van zijn vier vrienden heeft gekregen. De ouders van Peerke leven ook al niet meer. Die zijn in 1914 omgekomen bij een bombardement. Om De zoon van Dik Trom, voorgelezen door Meester Luimes, heb ik hartelijk moeten lachen. Er staat mij ook nog een door meester Luimes voorgelezen sinterklaasverhaal bij, waarin twee kwajongens met de roe een pak slaag krijgen van Zwarte Piet. Die moedigt zichzelf daarbij aan met de kreet: "Klits klats klandere van de ene bips op de andere!" De hele klas lag toen dubbel van het lachen. Voorlezen door de meester vond ik een groter succes dan het klassikaal lezen. Dat laatste vond ik ronduit saai. In de lagere klassen moest je dan ook een briefje bij de regel houden die hardop werd gelezen. Het ging o zo langzaam en als de onderwijzer(es) vermoedde dat je niet meelas, kreeg je onverwacht de opdracht verder te lezen. Ik kan me nog het onbeholpen gevoel herinneren dat juffrouw Nijwening mij bij zo'n gelegenheid bezorgde. Ik moest toen voor straf een gedicht overschrijven. Ik was in het klaslokaal niet altijd met serieuze zaken bezig. Ik was ooit eens aan het begin van de middag met mijn handen schaduwfiguren aan het vormen op de muur. Meester Calkhoven zag dat en sprak mij belerend toe: "Als jij net hebt meegebeden, doe je dat niet. Want er staat geschreven:"Gij zult bidden en werken." Dit soort vermaningen had toen op mij onmiddellijk effect. Beschaamd hield ik met mijn spel op. Meester Calkhoven liet ons in de vijfde klas eens het lied "Dona nobis pacem" zingen. Toen wij uitgezongen waren reageerde de meester met:"Ik hoor allerlei mensen zingen "do-ho-na, no-ho-bis...". Daarbij legde hij op "na" en "bis" een koddige nadruk.Hij vervolgde met:"Dat moeten jullie niet doen, het is een gebed. Het betekent Geef ons vrede. Dat moet eerbiedig worden gezongen." Daarna moesten wij het lied nog een keer zingen. Tijdens dat zingen vouwde meester Calkhoven de handen en sloot hij de ogen. Dat wekte bij ons eerder de lachlust dan dat het de eerbied deed toenemen. Ook op taalgebied heeft meester Calkhoven ons ook het een en ander bijgebracht. Als bij het redekundig ontleden iemand een zinsdeel met een voorzetsel ervoor een lijdend voorwerp had genoemd, moest de klas op een aangegeven teken opdreunen:"Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel." Als wij meester Nijssen eens een dag voor de klas hadden, vertelde hij altijd over meneer Pimpelmans. Ik weet nog dat in één van de verhalen meneer Pimpelmans in de trein zat en dat tegenover hem een sigaar rokende man de krant zat te lezen.Meneer Pimpelmans ging gebogen zitten om de kant van de krant waar hij zicht op had te kunnen lezen.De trein maakte opeens een onverwachte beweging en de brandende sigaar raakte door de krant heen het puntje van de neus van meneer Pimpelmans. Het ging daar toen ook branden. Een dame die ook in de trein zat wilde het vuur blussen en schudde toen eau de Cologne op de neus van meneer Pimpelmans,hetgeen een averechts effect had.Het vuur werd alleen maar heftiger. Eau de Cologne brandt namelijk. Meneer Pimpelmans trok toen van schrik en van pijn aan de noodrem. Meester Nijssen zei vervolgens dat je om zoiets niet aan de noodrem mag trekken. Sindsdien weet ik dat treinen een noodrem hebben en dat je daar niet lichtvaardig gebruik van mag maken. Ook weet ik sedertdien dat eau de Cologne brandt. Meneer Pimpelmans woonde in een dorpje waar het zo rustig was dat je midden op straat kon zitten lezen. Hij maakte de bewuste reis met de trein om een auto te kopen in de stad. Er staat mij ook nog bij dat meneer Pimpelmans in de trein in slaap viel en dat hij daardoor de plaats van bestemming voorbijreed. Dat kan ook met een andere treinreis geweest zijn. Ik denk niet dat iemand met een brandwond snel in slaap valt. Toen ik in 1957 op de lagere school kwam, was juffrouw De Jong onze onderwijzeres. Zij klaagde er weleens over dat zij in haar eentje aan een klas van 57 kinderen les moest geven. Zij was inmiddels voorin de zestig. Mijn moeder had nog les van haar gehad. Later is de klas gesplitst. De vrouw van meester Nijssen (moest je haar aanspreken met juffrouw of mevrouw?)ging toen aan het afgesplitste deel lesgeven. Als nu een zestigplusser voor een klas van 57 kinderen werd gezet, zou dat de landelijke pers halen. Waarschijnlijk waren wij gemakkelijk in toom te houden. Erg afgemat zal juffrouw De Jong niet geweest zijn, want enkele jaren na haar vijfenzestigste bleek zij nog les te geven op de Ireneschool. Of ik ooit aanleg voor tekenen heb gehad, ben ik niet te weten gekomen. Toen ik in de tweede klas zat, heeft juffrouw Bruins in grote woede een tekenschriftje van mij verscheurd. Ambitie om goed te kunnnen tekenen heb ik daarna bij mijzelf niet meer bespeurd. Ik meende altijd bij voorbaat het hopeloze van pogingen in die richting in te zien. Pas vele jaren later heb ik mij ermee getroost dat, als kunst bedoeld is om emoties te wekken, ik toen daarin op mijn manier ben geslaagd. Iedere week kregen wij in de vijfde klas van meester Heideman rekenopgaven op om die thuis te maken. Daar hadden wij een speciaal schrift voor. Wij hadden bijna een week de tijd om die sommen te maken, maar iedereen ging daartoe pas over op de laatste dag voordat de schriften ingeleverd moesten worden. De haast die door het uitstel was ontstaan, veroorzaakte vele fouten. Het bekendmaken van het nakijkwerk was dan ook telkens een dramatisch onderdeel van het schoolgebeuren. Ik hoor meester Heideman bij het teruggeven van de schriften nog zeggen: "Met tranen in de ogen hebben mijn vrouw en ik de het rekenwerk na zitten kijken. Als mijn vrouw zei:"Wat staat daar nou?" dan zei ik:"Zet er maar een streep door." Het toppunt, beter gezegd het dieptepunt, was dat een leerlinge 56 fouten bleek te hebben gemaakt. Met een gemiddelde van vijf of zes fouten meenden de meeste leerlingen zich aan een aantal van 56 zacht te kunnen spiegelen. Hopeloze uitschieters voorkwamen dat de meeste leerlingen een al te negatief zelfbeeld kregen. Soms leverde het bespreken van het huiswerk onverwachte ontboezemingen op. Toen de meester aan een leerling in het bijzonder had gezegd dat hij meer aandacht aan zijn rekenen moest besteden, antwoordde die met:"En ik heb op zondag nog een hele tijd aan het rekenen zitten te werken!" Een beklemming maakte zich vervolgens van de klas meester. Blijkbaar moest de boodschap bezinken, want pas enkele minuten later zei de meester tegen de bewuste leerling: "En ik geef je geen huiswerk op om daar op zondag mee bezig te zijn." In de vierde klas las meester Luimes op woensdagmiddag aan de jongens uit een boek voor,waarvan het verhaal zich grotendeels afspeelde in een Jappenkamp tijdens de Tweede Wereldoorlog. De meisjes werden dan in een ander lokaal door een onderwijzeres beziggehouden met "nuttige handwerken". Het voorlezen vond vaak plaats, als in het aangrenzende lokaal meester Calkhoven zijn klas liet zingen. Er werden dan liederen ten gehore gebracht als "De klokken van Haarlem" en "Alles zwijgt thans,nacht rondomme". Ik kende toen zelf niet de woorden van die liederen. Het verstaan daarvan lukte niet, maar ik bracht de melodieen wel in verband met de Tweede Wereldoorlog en het daarmee samenhangende waardig gedragen leed. Hoe steriel bleken die liederen te zijn, toen wij ze in een hogere klas zelf moesten leren. Ze waren van een confronterende alledaagsheid.

    Gereformeerde Lagere school..., 1957