Ontdek PLUS

Harm Hakkoer

Kent 4 personen

Single , 2 kinderen
Woont in Delft

    Bekijk het volledige profiel van Harm Hakkoer en al je andere schoolgenoten!

    In SchoolBANK kun je GRATIS je scholen terugvinden en weer in contact komen met je docenten en schoolgenoten. Registreer je en begin meteen!

    Harm Hakkoer heeft 9 klassenfoto's en kent 4 schoolgenoten. Benieuwd of jij iemand herkent?

    Meld je snel aan en vind jouw oud-schoolgenoten en klassenfoto's terug!

    Aanmelden

    Schaatsen

    In de kantoorboekhandel doe ik twee grijze ordners in de boodschappentas van AH die ik heb meegenomen, ook vult mijn tas zich met inktpatronen voor mijn vulpen en voldoende steekhoezen voor het papierwerk van mijn tweede box met papieren, en zoals het eruit ziet vooral met brieven. Ik hoop, dat de brieven uit de tweede doos in twee ordners passen en ik weet, dat in de tweede ordner nog ruimte is. De verkoopster helpt mij, omdat ik vooral onhandigheid etaleer. Mijn meegenomen plastic tas scheurt door de scherpe hoeken van de ordners, waardoor ook inhoud op de grond is gevallen. “U bent heel wat van plan,” oppert de verkoopster, die de aankoop in twee nieuwe tassen verdeelt. “In de mappen komen brieven die ik de laatste vijftig jaar heb ontvangen, en ook kopietjes van sommige brieven die ik heb verstuurd,” antwoord ik de verkoopster die mij vragend aankijkt. “En wat doet u ermee, als ik vragen mag? “Ik ben veel uit mijn verleden kwijt, ik wil een aantal dingen terughalen. Zonder dat ik vragen heb, zoek ik naar antwoorden. Ook repareer ik oude fotoboeken en wil het beeld combineren met de ontvangen brieven. Ik ben op zoek naar mijn geschiedenis, in ieder geval naar een gedeelte van mijn vergeten historie.” “En wat gaat u doen om uw geschiedenis niet meer te vergeten, hoe bewaart u uw geschiedenis?” vraagt de verkoopster terwijl zij de gevallen inktpatronen onder de stellingkast haalt. Ze schrikt, omdat haar donkere haren langs mijn gezicht strelen. “U gaat alles opschrijven met uw vulpen?” zegt zij, terwijl zij de inkt omhoog houdt. “Je mag niet meer raden, en daarna type ik alles uit en illustreer het verhaal met foto’s. Misschien wil je het daarna lezen, omdat je zeker een rolletje in het verhaal gaat spelen.” Onzeker rekent de verkoopster af en ik laad haar met mijn geheim achter. Thuis wil ik beginnen met lezen, maar ik merk dat flarden van vroeger door mijn hoofd schieten. Ik laat het maar gebeuren. Omdat ik merk, dat er weinig ruimte is, begin ik de inhoud van de tweede doos op volgorde te leggen. Ik zie vooral dat de techniek in de jaren is veranderd. Eerst geschreven brieven, af en toe een getypte brief, print-outs, maar vooral brieven die met de hand zijn geschreven. Ook de meest recente brief is met de hand geschreven en het handschrift verraadt, dat de brief door een vrouw is geschreven, een boze vrouw. Twee dagen later is het zo ver. Nadat ik wat in het tweede fotoboek heb gerepareerd vind ik het tijd de eerste brief te lezen. En eigenlijk mag je het geen brief noemen. Op een multomapblaadje, gescheurd uit de ringband, zijn slechts de bovenste regels beschreven. Bovenaan het kleine blaadje staat 19 januari 1963. Het kleine briefje heeft twee handschriften, twee zinnen: Ik vond het leuk, dat je gisteren bij ons televisie kwam kijken. En ik vond dat ook. Op het briefje staat geen afzender, wel een getekende sneeuwpop. Ik heb geen idee wie het briefje heeft geschreven. Ik kan mij niets herinneren en vraag mij af wie zich details kan oproepen van het moment dat je acht jaar bent. De datum zegt mij ook niets en ik vul in het venster van de zoekmachine de datum in. Volgens Google moet het een zaterdag zijn. Op een andere site lees ik op de voorpagina van de Leidsche Courant van die dag, dat Frankrijk lastig doet binnen de E.E.G. Ik lees de voorpagina verder en lees over het koude weer in Nederland en Midden-Europa, al weken is het bitterkoud. Ook lees ik dat 129 reuzen het felbegeerde Elfstedenkruis hebben ontvangen. Ik lees nog een keer het briefje en beelden en namen schieten door mijn hoofd. Ik weet het nog, ik heb op 18 januari na schooltijd bij Sietske de Leeuw de finish van de Elfstedentocht gekeken. Andere details borrelen boven. De moeder van Sietske, die mij probeerde langer te laten blijven, mijn moeder belde voor toestemming, warme chocolademelk en hele verhalen over de provincie waar zij zijn geboren. Ik herinner mij de beelden van toen of van latere documentaires, ik herinner mij dat Sietske en ik allebei alleen in de klas stonden. We liepen vaak samen op naar huis, meestal zwijgend. Tot die dag in de winter, toen zij mij vroeg op televisie de Elfstedentocht te kijken. Thuis kregen wij pas jaren later een televisie. De andere jaren op de lagere school kende geen tocht der tochten meer. En ondanks, dat wij bijna dagelijks zwijgend opliepen, ook geen bezoek - waarbij de schoenen onder de kapstok gezet moesten worden - meer bij Sietske thuis. Het verhaal over Sietske hoorde ik op de reünie in 2010. Terwijl Sietske op de klassenfoto werd aangewezen, gebruikte een klasgenoot woorden als “veel te jong, zo tragisch en helemaal alleen.” Het korte briefje krijgt Sietskes naam. Hierna kijk ik naar het eerste briefje van een imposante serie, die nu in vier mappen is verdeeld. Ik kijk lang, zonder gedachten, gewoon omdat ze er niet zijn. Het blijft leeg. Ik pak het eerste fotoboekje en zoek de klassenfoto op waarop Sietske ook moet staan. Met mijn vergrootglas bekijk ik één voor één de meisjes die op een aparte foto staan. Het meisje, dat zich half verschuild achter de juf herken ik als Sietske. Puzzelstukjes vallen op de juiste plek wazig bij elkaar, vaag herinner ik mij haar. Het schiet mij te binnen dat ik om de veertien dagen bij haar thuis een stapel evangelisatie blaadjes “De Goede Tijding” moest halen en dat ik deze rond moest brengen. Mijn eerste baantje. Hoeveel ik verdiende, wie de blaadjes aangaf, of ik Sietske in de kelderbox waar de blaadjes uitgedeeld werden ook zag, weet ik niet. Het blijft vooral vaag. Niets wordt scherper dan het moment van de schaatstocht der schaatstochten en het afsluitende kamp van klas 6, en hierna het afscheid van de Hendrik de Cockschool. Sietske en ik liepen voor een laatste keer samen naar huis, en zoals altijd zwijgend. Ik weet nog, dat ik haar bij haar huis succes op de huishoudschool wenste, zij wenste mij alle goeds op de ULO en hoopte dat ik De Goede Tijding bleef bezorgen. Wij hebben elkaar nooit meer gezien en gesproken. Ik kan alleen maar raden wat haar vriendin op de reünie vertelde met “veel te jong, zo tragisch en helemaal alleen.” Om mijn gedachten te verzetten ga ik verder met de reparaties van het tweede fotoboek. Terwijl ik foto’s uit de hoekjes haal, hoekjes verwijder, foto’s met lijm op hun plaats vastzet, bedenk ik wat er met mij gebeurt, waardoor ik geraakt ben. Is het Sietske of word ik met mezelf geconfronteerd? Ik weet het niet. Wat ik wel weet, is dat mijn missie met foto’s en brieven waarschijnlijk maanden gaat duren. Een dag later lees ik het tweede briefje. Een briefje van Jil Bauknegt, of ik na schooltijd kom voetballen. Ik blader door de briefjes die allemaal op een vergeeld kladblaadje, dat bij rekenen werd gebruikt, zijn geschreven. Vooral briefjes over voetbal, afwisselend van Jaap Brander en Jil. Vooral of ik ook kom en waar er wordt gevoetbald. De latere briefjes vertellen, dat ik vooral moet keepen. Ik vraag me af waarom ik al die briefjes heb bewaard, ik weet het niet. Ook een briefje van Jil, dat hij boos op mij was, omdat ik met hem gevochten had. Ik kan het mij niet herinneren. Tussen al die voetbalbriefjes zit een blaadje dat netjes uit een schrift is gescheurd, schrijfpapier met daarop een extra lijntje voor de kleine letters. Het handschrift is van een volwassene, dat is direct te zien. De datum vertelt dat ik in klas 5 zit, het briefje is aan mijn ouders gericht, de ondertekening is van meester Slaghout. Eén zin is onderstreept: Uw zoon is na mijn onnodige, harde reprimande weggelopen en heeft uit eigen beweging de school verlaten. Ik kan mij niets hiervan herinneren, ik weet niet wat er is gebeurd, ik weet niet of ik het briefje aan mijn ouders heb laten lezen. Het moest wel, want in de laatste zin staat dat er een afspraak voor een gesprek is gewenst. Ik weet wel, dat mijn moeder vaak op school was, dat zij voor mij opkwam. Ik herinner mij, dat mijn moeder mij soms naar school bracht en met de leerkracht sprak. Ik weet ook, dat mijn moeder op het plein soms met de moeder van Sietske sprak. Ook Sietskes moeder was vaak op school. Een foto van meester Slaghout ontbreekt in mijn fotoboekje. Ondertussen probeer ik mij te herinneren wat mijn moeder, toen ik volwassen was en zelf voor de klas stond, over mijn lagere school periode heeft verteld. herinneringen en eventuele details blijven gevangen onder een laag gedachten die mij slechts verwarren. Het volgende briefje is een blad dat slordig uit een schrift is gescheurd en op dezelfde dag geschreven. Een briefje van Lydia. Kleine ronde letters die elkaar beminnelijk verbinden vormen een kort berichtje als reactie op wat er die dag in de klas is gebeurd: Je hebt gelijk, Slaghout deed lelijk tegen Sietske en jou. Ik weet ook na lang denken nog steeds niet wat er is gebeurd. Op het volgende briefje herken ik het handschrift van Sietskes moeder en ook Sietske heeft op het A5 briefpapier een zinnetje geschreven: Beste Harm, moedig van je dat voor Sietske opkwam, toen de meester Sietske uitlachte omdat zij fouten met rekenen maakte. Gelukkig heeft de meester zijn excuses aangeboden. Sietske schrijft onder haar moeders stukje met één woord dat zij mij bedankt. Het maakt mij boos, dat ik niet weet wat er is gebeurd, wat mijn bijdrage was. Ook van mijn moeder kan ik mij niet herinneren, dat zij iets over deze dag ooit iets heeft verteld. Het enige dat ik van weglopen van school herinner is, dat ik boos een klas verlaat, mijn jas aantrek, dat mijn shawl op de grond valt, dat dit mijn vlucht vertraagde. Ook weet ik, dat ik meerdere keren naar huis ben gevlucht en dat ik hierna bij mijn moeder achterop weer naar school werd gebracht. Het volgende briefje is een week later weer van Lydia. Of ik op haar verjaardagsfeestje wil komen, zij viert het thuis. Ik kan mij vaag herinneren, dat ik was uitgenodigd. Ik vond het maar niets, er kwamen alleen maar meisjes uit de klas, en ik wilde liever voetballen. Vooral mijn vader vond, dat ik moest gaan. Lydia was immers de dochter van de dominee, Lydia’s moeder sprak vaak met mijn moeder op de Nederlandse Vereniging van Huisvrouwen. Mijn ouders vonden, dat het vooral voor mij een kans was en dat ik hierdoor een betere plaats in de klas zou krijgen. Veel van het feestje kan ik niet herinneren. Ik gaf een boek, wellicht een zorgvuldig uitgezocht boek. Verder kan ik mij herinneren, dat ik mij soms liet verleiden door een spel, stoelendans, ezeltje prik en vooral dat ik het feestje samen met Sietske van de zijlijn observeerde, zwijgend. De dagen, weken en ook in het laatste schooljaar heb ik inderdaad een andere plaats in de klas, een herindeling in de rangorde had zich plaatsgevonden. Mijn afstand naar de jongens was groter, naar de meisjes was kleiner. Ik weet nog, dat ik minder voor het voetballen werd gevraagd. Maar ik had ondanks dat ook meer aanzien bij andere jongens, sommigen waren jaloers dat de meisjes zich zo veel en vaak met mij ophielden. Ik blader door de volgende briefjes, roddels, voetbal, iets over huiswerk, of ik een psalmboek tussen mijn rug en de leuning wilde houden. Op maandag was het opzeggen van een psalmvers op deze manier voor mijn achterbuurman eenvoudiger. Ik blader door en sla bij een voetbalafspraak klas 5 dicht en klas 6 open. Genoeg voor vandaag.

    Ds. Hendrik de Cockschool, 1961

    Ik herinner me vooral de fijne leerlingen waarvoor en waarmee ik plezierig gewerkt heb.

    Ik herinner me vooral de fijne leerlingen waarvoor en waarmee ik plezierig gewerkt heb. Hiernaast heb ik genoten in het managementteam met |Jan de Jong, René de Ruiter, Miranda Zwaard, Marianne de Bie en Piet Muilwijk. Allemaal fantastische mensen.

    De Blesewic, 1999

    Dat fraaie lokaal met het allermooiste uitzicht.

    Dat fraaie lokaal met het allermooiste uitzicht.

    ONC Clauslaan, 1989