Ontdek PLUS

Frans Beijersbergen

Kent 0 personen

Burg. staat -
Woont in -

    Bekijk het volledige profiel van Frans Beijersbergen en al je andere schoolgenoten!

    In SchoolBANK kun je GRATIS je scholen terugvinden en weer in contact komen met je docenten en schoolgenoten. Registreer je en begin meteen!

    Frans Beijersbergen heeft 9 klassenfoto's en kent 0 schoolgenoten. Benieuwd of jij iemand herkent?

    Meld je snel aan en vind jouw oud-schoolgenoten en klassenfoto's terug!

    Aanmelden

    Ik was het braafste jongetje van de klas en had dus geen vriendjes tot aan de derde, toen Freddie S.

    Ik was het braafste jongetje van de klas en had dus geen vriendjes tot aan de derde, toen Freddie S. naast me wilde zitten, zodat hij bij me kon afkijken. In de eerste klas waren er twee jufs. De ene, wier naam ik niet meer weet, was lief, moest de tweede inwerken en verdween toen; de tweede was een kille engerd, juffrouw Van der Aa, die na dat ene jaar het klooster inging. God zal blij met haar zijn geweest. Klas twee deed juffrouw Schmidt, die met behulp van punaises een uitgebreid systeem van symbolische beloningen had bedacht. Het enige wat ik mij verder van haar herinner is dat ze vertelde dat haar man bij het bombardement van Rotterdam was omgekomen. In de derde kreeg ik meneer Schelvis. In de vierde meneer De Bruin en in de vijfde meneer Duijvestein, of omgekeerd. Meneer De Bruin zag ik ooit een jongen met vuistslagen zijn klas uitwerken. Die jongen was overigens wel een kop groter dan de gedrongen leraar. Meneer Duijvestein raadde mijn vader aan om mij naar een andere school te sturen, omdat er "hier alleen maar debielen" zaten. Dat gebeurde niet. Het hoofd van de school was destijds de weinig ambitieuze heer 't Hoen, een slappe zak eigenlijk, die voor mij net op tijd het veld ruimde voor meneer Schellart, die tevens de zesdeklassers ging lesgeven en daarbij streefde naar het hoogst mogelijke vervolgonderwijs voor zijn leerlingen. Dankzij deze man kon ik naar het VWO. Ik was inmiddels bevriend geraakt met Peter Vogels en Clemens Langerak, en in de zesde vooral met Gerrie J. en Flavio Rossi. Gerrie, die net als ik stekeltjeshaar had, jatte mijn speelgoed. Ik kreeg dat pas door toen ik hem betrapte op het verpatsen van mijn eigendom op het schoolplein. In zijn huis stonk het altijd naar zuurkool. Dat had me op het spoor moeten brengen. Naar verluidt is hij later buschauffeur geworden, hetgeen een eerbaar beroep is. Flavio had Italiaanse ouders, die gebrekkig Nederlands spraken. Flavio was een goeie gozer. Wat zou er van hem zijn geworden? De roomskatholieke St. Tarcisius was een jongensschool, een weerzinwekkend concept, waaraan je je ergste vijanden niet zou willen blootstellen.

    St Tarcisiusschool Basisschool, 1962

    Mijn eerste voorzichtige schreden op de driebaansweg naar Korsakov.

    Mijn eerste voorzichtige schreden op de driebaansweg naar Korsakov. Een vreselijke tijd. De hel kent meer vreugde. Het kon daarna alleen maar beter gaan, maar au fond is er na al die jaren nog geen reet veranderd. De school heette toen nog niet Interconfessioneel van voren, maar Lodewijk. Wij waren van de enige ware leer: RK. Leve de paus! Hoera voor de kardinaal! Aan het kruis! Ja, het was een mooie tijd. Ubique laetus! In de brugklas trok ik op met Harry van Dommelen en Niek Waayer, met wie ik ook op de lagere school had gezeten. Toen wij daarna ieder een ander onderwijs gingen volgen, had ik met geen enkele klasgenoot contact, totdat Jaap van Haastert tijdens de latijnse les naast me kwam zitten en wij elkaars tekentalent ontdekten: "Mexicaan die een ei bakt, van bovenaf gezien"; Giraf op de w.c." Later ging ik vooral om met Jerry Andriessen, Fred Arkesteijn en Michael Tan. Met hen heb ik ook na de schooljaren het contact onderhouden. Wegens een ziekelijke schuchterheid wisselde ik met de meisjes in de klas tot aan de zesde toe geen woord, laat staan dat er enigerlei vocht werd uitgewisseld. Ik was vooral bezig om niet te presteren, omdat ik een verband tussen braafheid en eenzaamheid zag. Dit ging mij allengs beter af. Aardrijkskundeleraar Van Oyen was daarbij ruimschoots behulpzaam, de fijne vent. Ook juffrouw Davids van de oude talen was niet helemaal mijn type, hoewel ik voor haar achteraf nog wel waardering heb. De heer Schouten, componist van het schoollied, vormde zijn leerlingen muzikaal door hen een biografie van Béla Bartók uit het hoofd te laten leren. Het is een wonder dat ik heden zonder te braken naar Bartóks Concert voor Orkest kan luisteren. Een andere kanjer die genoemd mag worden is de heer Wester, die in al zijn lessen vrije improvisaties over het grote niets ten beste gaf en het natuurkundeboek en de bijbehorende examenstof links liet liggen. Godsdienstleraar De Wolf was een echte christenfundamentalist. Van hem is de uitspraak: "Als jullie schieten, schiet ik terug, maar dan met scherp." De leraren Nederlands waren stuk voor stuk toffe peren. Ik noem hier alleen Piet Smits, een Pietje Precies, maar toch modern, in een gunstige betekenis van het woord. De wiskundeleraren waren bedreven in het onbegrijpelijk maken van de rede, vooral Van der Garde. Dan was er nog ene Janmaat, die maatschappijleer gaf, en niet eens onverdienstelijk. In de volgens hem door polarisatie gekenmerkte Nederlandse politiek was er behoefte aan een partij van het midden, een centrumpartij. Onzin natuurlijk, en later bleek ook dat hij zijn onwelriekend gat in de markt een stuk rechtser had gevonden. Na iedere filmavond stak ik de Winston Churchilllaan over naar De Halve Maan, waar bier en jenever mijn mensenangst deels verdreven. Ook de werkweken in Brussel en Amersfoort stonden in het teken van de alcohol. Goed laten weken, weinig laten werken, zo hoort dat. Voor een bijdrage aan de schoolkrant Kras bezocht ik met een groepje vrienden beroepslolbroek Harry Touw, die destijds als Fred Haché de televisiekijkers deed glunderen en walgen. Omdat het daaruit voortgekomen vraaggesprek pas na maanden vertraging en dan ook nog met goedkope opmerkingen van ene PJ ontsierd in de schoolkrant werd afgedrukt, besloten we een eigen krantje te maken. Dat werd Reet. Na de derde aflevering dreigde conrector Van Lieshout met schorsing: "Dat jullie de leraren beledigen is al erg, maar dat jullie ook Hem [wijst omhoog] bij die vunzigheid betrekken gaat te ver!" Drollenvangende rector Van Dun bemoeide zich ondertussen nergens mee. We richtten het muziekgezelschap Reet Ensemble op, waarmee we al snel menige tot de nok toe met uitgelaten feestvierders gevulde zaal leeg wisten te spelen. Omdat we het succes niet aankonden, moesten we ermee stoppen. Maar het tijdschrift Reet bestaat nog steeds, op het internet, onder redactie van Julius te Bont. Ik had ondertussen de kruisweg afgelegd. Na een tweede poging bleek ik genoeg kennis te

    Interconfessioneel Makeblij..., 1968